Heb je je weleens afgevraagd hoe je een goede toetsvraag bedenkt? Bij het ontwikkelen van e-learning is dit een relevante vraag. Veel modules eindigen namelijk met een eindtoets. Hierin wordt al het geleerde getest. Vaak bedenken we deze vragen samen met onze opdrachtgever. Het is namelijk belangrijk dat de toetsvragen inhoudelijk kloppen, niet te makkelijk zijn en bij meerkeuzevragen is het belangrijk realistische ‘afleiders’ te bedenken. Welke type toetsvragen zijn er? En hoe begin je? Dat lees je in deze blog.
Hoe begin je?
Pak de leerdoelen van je module erbij. Idealiter worden over elk leerdoel één of meer vragen gesteld in een afsluitende toets. Om te bepalen of je over het ene leerdoel meer vragen stelt dan over de andere, kun je de volgende richtlijnen gebruiken:
- Bij leerdoelen die een groter aandeel hebben in de module, bedenk je meer vragen dan bij leerdoelen die een klein aandeel hebben.
- Bij leerdoelen die belangrijker zijn, bedenk je meer vragen dan bij leerdoelen die minder belangrijk zijn.
Het leerdoel geeft je een indicatie voor het type vraag waarmee je kunt testen of het leerdoel is behaald:
Voorbeeld van een leerdoel:
Na de module kan de deelnemer de vijf fases van een verkoopgesprek herkennen.
Voorbeeld van een toetsvraag die niet bij aansluit bij dit
leerdoel:
“Beschrijf de vijf fases van een verkoopgesprek in eigen woorden.” Hier moet de
deelnemer zelf de vijf fases kunnen beschrijven,
dat is niet hetzelfde als herkennen.
Voorbeeld van een toetsvraag die wel bij aansluit bij dit
leerdoel:
“Geef in de mailconversatie hiernaast aan waar de vijf fases van een
verkoopgesprek worden toegepast.’ -> Hier moet de deelnemer inderdaad de
vijf fases herkennen.
Welke soorten toetsvragen zijn er?
Bij e-learning is het makkelijk als de toets automatisch nagekeken wordt. Zo hoeft niet iemand een stapel toetsen met open vragen na te kijken per deelnemer. Dat kan namelijk nogal oplopen bij e-learnings waaraan pak ‘m beet achtduizend mensen deelnemen.
Dat betekent dat we de volgende vraagvormen gebruiken bij een e-learning gebouwd in Articulate Storyline:
- Meerkeuzevraag met één goed antwoord:
Wat is de hoofdstad van Noord-Holland?
a. Amsterdam
b. Haarlem
c. Heerhugowaard
Hier moet de deelnemer het juiste antwoord aanklikken.
2.Meerkeuzevraag met meerdere goede antwoorden (multiple select):
Welke van onderstaande materialen zijn edele metalen? Kruis aan:
a. Ijzer
b. Zilver
c. Goud
d. Koper
e. Platina
Hier moet de deelnemer de juiste antwoorden aanklikken.
3. Waar/Niet waar-vraag (met een stelling):
Stelling: “Een schrikkeljaar is een jaar met 366 dagen.”
a. Waar
b. Niet waar
Hier moet de deelnemer het juiste antwoord aanklikken.
4. Vul het ontbrekende woord in:
Vul de zin aan met het ontbrekende woord:
… woon je al in Nederland?
Hier moet de deelnemer zelf het ontbrekende woord invullen.
5. Koppelvraag:
Koppel de woorden aan de juiste vertaling:
la chaise – de deur
la table – de keuken
la cuisine – de stoel
la porte – de tafel
Hier moet de deelnemer telkens het juiste woord selecteren uit een lijst opties of slepen naar de juiste plek.
6. Volgordevraag:
Sleep de stappen voor het plakken van een fietsband in de juiste volgorde:
Zet het ventiel er weer op.
Check de buitenband op gaten en achtergebleven (scherpe) onderdelen.
Plak de binnenband.
Haal de binnenband uit de buitenband.
Pomp de binnenband weer op.
Verwijder het ventiel.
Haal de buitenband eraf.
Zoek het lek.
Leg de binnen- en buitenband weer op de fiets.
Hier moet de deelnemer de antwoordopties in de juiste volgorde slepen.
7. Hotspotvraag:
Klik in de afbeelding op de plek waar de lever zich bevindt:
Hier moet de deelnemer het juiste gebied in de afbeelding aanklikken.
8. Woordselectie:
Kies het juiste ontbrekende woord:
Als het prijspeil stijgt, stijgt / daalt de koopkracht.
Hier moet de deelnemer het juiste woord selecteren.
Hulp nodig bij het ontwerpen van een goede online toets? Of aanvullende ideeën over online toetsen? Stuur ons een berichtje!