Leren is iets wat we continu doen. We leren elke dag. Thuis, op het werk, op straat, onderweg. We leren hoe de wereld om ons heen werkt door te kijken. We proberen te verwerken wat we zien. We hopen daarmee een stukje slimmer ingespeeld te zijn op de toekomst. We willen blijven leren. Een slim iemand heeft toch immers meer mogelijkheden en ook meestal een fijner leven, toch?
Maar het is best lastig om het allemaal bij te houden. Al die nieuwe ervaringen, nieuwe kennis, nieuwe vaardigheden en nieuwe mogelijkheden blijven zich maar aandienen. Het is eigenlijk al snel te veel. Dus je gaat kiezen. Je gaat kiezen wat je wel leert en wat je niet leert. Dat moet wel, want anders loop je over. Dat is niet slecht, maar het betekent wel dat je kiest om niet te leren.
Helaas maak je daarbij niet altijd de juiste keuzes. Dit gaat niet bewust. Het is gewoon veel eenvoudiger om iets te leren wat past in je wereldbeeld, dan iets wat je niet kunt plaatsen. Je hebt een referentiekader opgebouwd. Alles wat binnen dat kader past, geef je zo een plekje. Past het niet, dan heb je een probleem.
Voorbeeld: Mijn dochter is drie jaar oud. Dat getal is belangrijk voor haar, want ze gebruikt het overal. Ze vindt dat ze drie koekjes mag, want ze is drie. Ze hoeft maar drie hapjes van de spinazie te eten. Want ze is drie. Als ik vraag hoeveel vingers ze heeft, raakt ze in de war. Terwijl ze al een tijd zonder problemen tot tien kan tellen. Ze maakt wat snelle bewegingen en zegt vervolgens: ‘Drie’.
Er gebeurt iets bij mijn dochter wat bij ons allemaal gebeurt. Als kennis niet in ons referentiekader past, dan willen we dat soms niet verwerken. Je moet dan je referentiekader aanpassen en dat kost veel moeite. En we zijn nou eenmaal niet geneigd om de moeilijke weg te kiezen. Dus we kunnen er onbewust voor kiezen om bepaalde informatie te negeren of anders te interpreteren zodat we dit probleem niet hebben.
En dat is natuurlijk erg zonde, want juist het nadenken over je referentiekader is ontzettend leerzaam. Het brengt je nieuwe inzichten en oplossingen.
Als je iemand iets wilt leren dan is het dus erg belangrijk om je af te vragen of deze persoon de nieuwe kennis kan assimileren. Je moet dus weten wat zijn of haar referentiekader is. Als deze persoon moet gaan accommoderen om iets van jou te leren, dan kost dat meer moeite. De vraag is of iemand daarvoor zal kiezen. Je zal dus overtuigend moeten zijn.
Kennis tot je nemen die past binnen je referentiekader heet assimilieren. Het aanpassen van je referentiekader heetaccommoderen. Leren bestaat volgens Jean Piaget (1886-1980) uit een balans tussen assimileren en accomoderen.
Door Lennard Meijer – E-learning consultant bij inBrain